-
1 afstoten
1 [door stoten verwijderen] faire partir2 [van de hand doen] se débarrasser de3 [biologie] rejeter♦voorbeelden:filialen afstoten • vendre des succursalestaken afstoten • se désengager de certaines tâches1 [onaangenaam aandoen] déplaire2 [natuurkunde] (se) repousser♦voorbeelden:zich afgestoten voelen door iets, iemand • trouver qc., qn. repoussant1 [afketsen] glisser (sur) -
2 stoßen
stoßen♦voorbeelden:4 mit den Füßen nach jemandem stoßen • (naar) iemand trappen, schoppenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemanden von sich stoßen • (a) iemand van zich afstoten, iemand wegduwen; 〈 (b) formeel; figuurlijk〉 iemand verstoten♦voorbeelden: -
3 put off
uitvaren (scheepv.); uittrekken (kledingstuk); uitstellen; afzetten; afschrikken; afschepen; v, de wijs brengen; verdoven; v.d. hand doen; uitzendenput off♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 never put off till tomorrow what you can do today • laat nimmer iets tot morgen staan, wat nog voor heden kan gedaanput someone off from a plan • iemand een plan afraden4 I tried in vain to put off my tax-collector • ik trachtte tevergeefs de belastingontvanger van mij af te schudden7 put off your doubts! • laat uw twijfels varen! -
4 jemanden von sich stoßen
jemanden von sich stoßenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden von sich stoßen
-
5 abstoßen
abstoßen1 〈haben/sein〉af-, wegvaren ⇒ zich afstoten, zich afduwenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, wegstoten ⇒ af-, wegduwen2 afstoten, afslaan ⇒ beschadigen4 kwijtraken ⇒ afkomen van; verkopen♦voorbeelden:gleichnamige Pole stoßen sich, einander ab • gelijknamige polen stoten elkaar af3 das Geweih abstoßen • het gewei afstoten, afwerpen4 Waren schnell abstoßen • waren snel verkopen, van de hand doen -
6 отталкивать
v -
7 отталкивать
v -
8 head
adj. belangrijkste, hoofdzaak--------n. hoofd; (in computers) kop, het onderdeel dat leest van, en schrijft naar de harde schijf of diskettes--------v. leiden, aan het hoofd staan; afstotenhead1[ hed] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.15 head〉1 hoofd ⇒ kop, hoofdlengte9 (opname/wis)kop 〈van band/videorecorder〉♦voorbeelden:have something hanging over one's head • iets boven het hoofd hebben hangen 〈 voornamelijk figuurlijk〉head first/foremost • voorovertaller by a head • een kop groterget/take something into one's head • zich iets in het hoofd zettenthe success has gone to/turned his head • het succes is hem naar het hoofd gestegenput one's heads together • de koppen bij elkaar stekenput something into someone's head • iemand iets suggererenthat is above/over my head • dat gaat boven mijn peta head for mathematics • een wiskundeknobbeloff/out of one's head • gek, niet goed bij zijn verstand3 heads or tails? • kruis of munt?4 £1 a head • £1 per persooncome to a head • een kritiek punt bereikenbang one's head against a brick wall • met het hoofd tegen de muur lopenhead over ears/heels • tot over zijn orenfrom head to foot • van top tot teenbury one's head in the sand • de kop in het zand stekenI could not make head or tail of it • ik kon er geen touw aan vastknopenkeep one's head above water • het hoofd boven water houdenbeat/knock someone's head off • iemand totaal verslaanbite/snap someone's head off • iemand afsnauweneat one's head off • eten als een wolf〈 slang〉 give someone head • iemand beffen/pijpenhold one's head high • z'n hoofd niet laten hangenkeep one's head • zijn kalmte bewarenkeep one's head down • zich gedekt houdenlaugh one's head off • zich een ongeluk lachenscream/shout one's head off • vreselijk tekeergaanhave one's head screwed on straight/right • verstandig zijn, niet gek zijnshe could do it standing on her head • het was voor haar een fluitje van een centbe promoted over one's head • gepasseerd worden————————head21 gaan ⇒ gericht zijn, koers zetten♦voorbeelden:the plane headed north • het vliegtuig zette koers naar het noorden→ head for head for/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:the procession was headed by the mounted police • de stoet werd voorafgegaan door de bereden politie→ head off head off/ -
9 rejeter
rejeter [rəzĵtee]1 terugwerpen ⇒ (terug)gooien, terugdrijven2 uitstoten ⇒ uitbraken, uitspugen, uitwerpen4 verleggen ⇒ werpen, verplaatsen5 verwerpen ⇒ afslaan, afwijzen6 verwijderen ⇒ verstoten, terzijde schuiven♦voorbeelden:rejeter la faute sur qn. • de schuld op een ander gooien1 zijn toevlucht nemen (tot) ⇒ zich tevredenstellen (met), voor lief nemen♦voorbeelden:v1) terugwerpen2) uitbraken3) afstoten [medisch]4) verleggen, verplaatsen5) verwerpen, afwijzen6) verwijderen -
10 débarrasser
débarrasser [deebaaraasee]1 opruimen3 afruimen♦voorbeelden:débarrasser qn. de son argent • iemand zijn geld afhandig maken→ plancher1 zich ontdoen (van) ⇒ uittrekken, uitdoen♦voorbeelden:1 se débarrasser d' une affaire • een zaak afschuiven, afstotendébarrassez-vous • wilt u uw jas niet uitdoen?1. v1) opruimen3) afruimen2. se débarrasser (de)vzich ontdoen (van), uittrekken -
11 revolt
n. oproer, opstand--------v. opstaan. in opstand komen; doen walgenrevolt1[ rivvoolt]♦voorbeelden:stir people to revolt • mensen opruienin revolt • opstandig, oproerig1 walging ⇒ afkeer, weerzin♦voorbeelden:1 turn away in revolt (from something/someone) • zich vol walging (van iets/iemand) afwenden————————revolt2♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; vaak passief〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский
- Французский